Zondag 15 september 2024
24e zondag door het jaar

Inleiding

Lieve mensen, van harte welkom.Vandaag horen we Jezus de vraag stellen aan Zijn leerlingen, of ze wel weten wie Hij is. Dat is natuurlijk een belangrijke vraag. Wie wil niet gekend worden zoals hij of zij is? Dat doet me denken aan dat mooie gedicht van Neeltje Maria Min, met die indringende regels “noem mij, bevestig mijn bestaan, o noem mij bij mijn diepste naam, voor wie ik liefheb wil ik heten”. Ook voor Jezus is dat een belangrijke vraag, of de mensen,of ZIjn leerlingen wel wéten wie HIj is…En het gaat dan inderdaad om de diépste naam die aan Hem gegeven wordt. Niet gewoon maar zijn ‘mensennaam’, bv Jezus van Nazareth, of Jezus van Jozef en Maria. Het is een belangrijke vraag die Jezus stelt aan Zijn leerlingen, maar ook voor òns is het een belangrijke vraag: wie is Jezus voor mij, voor u? En wat betékent dat voor ons eigen leven? We gaan er straks wat dieper op in. Maar laten we nu eerst even stil worden, en hier aanwezig komen, helemaal zoals we zijn, en ruimte maken in ons hart, om te kunnen ontvangen wat God onze Vader ons wil geven.

Lezingen

Eerste lezing: Jesaja 50, 5-9a
God de Heer heeft tot mij gesproken, en ik heb mij niet verzet; ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten, en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen; daarom zal ik niet beschaamd staan. Hij die mij vrij zal spreken is nabij. Wie is mijn tegenstander? Laten we samen voor de rechter treden! Wie is mijn tegenpartij? Laat hij tegenover mij komen staan! God de Heer zal mij helpen; wie zal mij schuldig verklaren?

Tweede lezing: Jakobus 2,14-18

Broeders en zusters,
Wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: “Geluk ermee! Houd u warm en eet maar goed”, en hij zou niets doen om in hun stoffelijke nood te voorzien – wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood. Misschien zal iemand zeggen: “Gij hebt de daad en ik heb het geloof.” Dan antwoord ik: “Bewijs me eerst dat ge geloof hebt als ge geen daden kunt tonen; dan zal ik u uit mijn daden mijn geloof bewijzen”.

Evangelielezing: Marcus 8, 27-35

In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen naar de dorpen rond Caesarea van Filippus. Onderweg stelde Hij aan zijn leerlingen de vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Zij antwoordden Hem: “Johannes de Doper; anderen zeggen Elia en weer anderen zeggen dat Gij een van de profeten zijt”. Daarop stelde Hij hun de vraag: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”. Petrus antwoordde: “Gij zijt Christus”. Maar Hij verbood hun nadrukkelijk iemand hierover te spreken. Daarop begon Hij hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen moest worden, maar dat Hij, na ter dood te zijn gebracht, drie dagen later zou verrijzen. Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid. Toen nam Petrus Jezus terzijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden. Maar zich omkerend keek Hij naar zijn leerlingen en voegde Petrus op strenge toon toe: “Ga weg, satan, terug! Want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil”. Nadat Hij behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen, sprak Hij tot hen: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie, zal het redden”.

Overweging

Hoe zouden wij reageren als er gevraagd werd wie wij zijn? Dan noemen wij toch onze naam? Wij identificeren ons met onze naam, zo staan wij ook in ons paspoort genoemd. Jezus vraagt vandaag ook wie Hij is. Eerst vraagt Hij “wie zeggen de mensen dat Ik ben” en dan stelt Jezus de vraag aan zijn leerlingen persoonlijk: “wie zegt gij dat Ik ben”? Maar dan gebeurt er iets bijzonders. Petrus zegt namelijk: “Gij zijt Christus” . Maar het woord ‘Christus’ is geen naam, het is een titel, de Griekse vertaling van het Hebreeuwse ‘Messias’ wat ‘gezalfde’ betekent. Petrus zegt dus “Gij zijt de gezalfde” en zit daarmee al meteen op een veel diepere laag dan gewoon maar het geven van een náám, om aan te geven wie Jezus is. Koningen en profeten werden nl. gezalfd en daarmee aangesteld als dienaren van God. De Joden verwachtten- en nog steeds- door de eeuwen heen de messias. En ten tijde van Jezus verwachtten de Joden een messias, een soort profeet-koning, die een einde zou maken aan de Romeinse overheersing. Dus daarom noemt Petrus Jezus ‘’ Christus’’: Jezus is de redder die verwacht wordt, een soort koning, die een eind zal gaan maken aan de Romeinse overheersing, die het rijk van David zal herstellen…(We horen die verwachting bv. ook terug in het verhaal van Palmzondag, waar Jezus als een koning Jeruzalem wordt binnengehaald) . En het wordt hier in het evangelie van vandaag ook zo begrepen door de andere leerlingen. Maar Jezus verbiedt ze dan onmiddellijk om daarover te spreken, en begint hun meteen te leren over lijden en verworpen worden. Dat woordje ‘leren’ is interessant. Petrus benoemde Jezus wel met de titel ‘messias’, maar hij had niet door, dat hij zich precies op dat diepste niveau vergìste. En Jezus wil leren, wil duidelijk maken aan de leerlingen wie Hij ècht is, waar het ècht om gaat bij Hem, wat de titel ‘messias’ ècht betekent: het gaat bij Hem niet om glorie en macht en overwinning, maar om een òmgekeerde glorie en macht en overwinning. Zoals we dat terughoren in dat prachtige loflied in Filippenzen 2 : “Hij die bestond in de gestalte van God heeft zich er niet aan vast willen klampen gelijk God te zijn, Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen, HIj werd gehoorzaam tot de dood, daarom heeft God Hem hoog verheven, en Hem de naam verleend die boven alle namen staat, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen en iedere tong zou belijden tot eer van God: de Heer, dat is Jezus Christus” .
Logisch dus, dat Petrus er hier nog niets van begrijpt en er niets van wil weten, als Jezus begint over lijden en verworpen worden, ja erger nog, over ter dood gebracht worden en na 3 dagen verrijzen. Dat staat zo haaks op wat hun idee was van de messias die verwacht werd, die zou komen. Maar ook Jezus’ reactie dáár weer op, is logisch: Jezus wijst Petrus af. En ook Jezus gebruikt hierbij niet de náám van Petrus, maar geeft hem ook een titel en noemt hem ‘Satan’, en legt tegelijk uit wat ‘Satan’ betekent. Het Hebreeuwse woord ‘Satan’ betekent ‘tegenstander’, en Jezus zegt dan ook : “ga weg Satan, terug. Want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.” Petrus laat zich immers leiden door wat menselijkerwijs verwacht werd van de messias. Maar God staat centraal in dit hele gebeuren, wat Gods plan is, en hoe Hij, Jezus, ten diepste ècht de Messias, de gezalfde = de dienaar van God is. Daar mag geen misverstand over ontstaan. En na het hele volk erbij geroepen te hebben herhaalt Jezus het nog eens nadrukkelijk hóe dat dienaarschap er uit ziet: “ wie Mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door zijn leven te verloochenen en zijn kruis op te nemen, want wie zijn leven wil redden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie zal het redden”. Meteen na dit evangelie van vandaag verhaalt Marcus over de verheerlijking op de berg Tabor, en dat complementeert het evangelie van vandaag: daar wordt zichtbaar voor de drie leerlingen die erbij waren – en Petrus was een van hen – hoe Jezus veranderde van gedaante, in schitterend witte kleren, en hoe God tot hen sprak: “dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem”. Dáár, op de berg Tabor, werd Jezus gekend in Zijn diepste naam, zijn diepste betekenis.
En dit is nog steeds waar het om gaat, ook voor ons, nu heel concreet hier in Bunnik, in deze tijd: geloven in het èchte Messias-zijn van Jezus, wat dat betékent, en hoe wij Zijn volgeling kunnen zijn. Jezus zelf noemt dat ergens een ‘smalle weg’….Het is en blijft zo’n weerbarstige Boodschap, ook voor ons, voor mij… Ikzelf betrap me er toch te vaak op, dat ik als Petrus reageer, als het vuur me te na aan de schenen wordt gelegd, als het om die ‘omgekeerde glorie’ gaat, die bestaat uit jezelf, je ego verloochenen, je leven verliezen, je kruis op je nemen….die smalle weg, zó wil ik het toch vaak niet, zoals Paulus dat ook onder woorden brengt: “wat ik wil dat doe ik niet en wat ik doe dat wil ik niet”. Dát dilemma. Velen vóór ons hebben met dit dilemma geworsteld, al meer dan 2000 jaar lang. De heiligen hebben het echt gedáán, wáárgemaakt in hun leven – in navolging van Christus, precies zoals Jezus dat ons hier aanzegt in het evangelie van vandaag! Zo zegt bv. Edith Stein: “wie Christus navolgt, moet het hele Christusleven doorleven en moet eenmaal de kruisweg gaan van Gethsemane naar Golgotha”. Ach lieve mensen, laten we dat eerlijk onder ogen willen zien, dúrven zien. We wíllen Jezus wel navolgen, maar liever niet op die moeilijke manier…Daarom is het ook zo belangrijk om de Heer echt te leren kennen, zoals dat gebeurde op de berg Tabor, dat we Hem bij zijn diepste naam kunnen noemen: Messias, Jezus Christus, zoon van God, Heer- van-ons-leven. Maar daarvoor is het nodig, dat we Hem ècht bij Zijn diepste naam leren kénnen, in de bijbelse betekenis van ‘kennen’ = kennen met hart en ziel = liefhebben. “God is Liefde” : in dié Liefde komen we thuis, komen we op onze eindbestemming. Dan worden wij – soms en even! – ‘ontvlamd in de Liefde’, zodat we ‘bezield’ raken, geraakt door dat vuur van de Liefde,van Gods Geest, zodat wij ons -als Petrus- in eerste instantie laten leiden door menselijke overwegingen, maar dan ook – soms en even- Hem in Zijn volle glorie mogen ervaren en niet anders meer willen dan Hem volgen, omdat we voelen dat wij zelf onze diepste naam in Hèm vinden, dat Hij, de Liefde, ons diepste ‘thuis’ is…
Dat het zo moge zijn, moge wòrden ! Ámen!

Slotgedachte: de berg Tabor

Ontvlamd in de levende vlam van de Liefde
zing ik van warmte en licht
Ontvlamd in de levende vlam van de Liefde
is er in iedere duisternis zicht
Ontvlamd in de levende vlam van de Liefde
worden alle kleine vuurtjes
tot één groot snoer van Goddelijk Licht

Gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door Gods wil
( Mc 8, 33)